Bent van Looy
"Op een eiland loopt de tijd anders en gelden andere regels."
Ordenen, vormgeven en vertellen. Dat moet de rode draad zijn in alles wat Bent van Looy doet. En Bent doet veel. Hij is muzikant, presentator, jurylid bij een talentenshow en ontwerper van van alles. We kunnen beter vragen: wat is Bent van Looy niet? Hij verwierf faam als frontman van Das Pop en na verschillende reizen, vluchten en zoektochten ervaart hij nu de vrijheid van het solo-artiestenbestaan. Komend weekend zal hij op Here Comes The Summer songs van zijn nieuwe album ‘Pyjama Days’ ten gehore brengen. Om in eilandsferen te blijven pakken we op een zonnige ochtend de pont naar filmmuseum EYE, in Amsterdam. Daar treffen we Bent tussen alle bedrijven door.
Film en muziek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Welke rol speelt film in jouw leven?
‘In het begin een heel exotische rol, omdat ik pas laat naar de cinema mocht en dus alleen van film kon dromen. Nu is het iets dat wel belangrijk is, maar in de laatste tien jaar dat belang heeft ingeboet. Niet alleen voor mij; de relevantie van film is vandaag toch anders dan 20 jaar geleden. Toen leidde film het culturele discours. Dat is nu helemaal niet meer zo. Ik maak voor Radio Klara een programma over filmmuziek, waarvoor ik al een reeks in Parijs maakte en dit jaar gaan we naar Rome. Dat is een heel goed excuus om de filmgeschiedenis te herontdekken. Je zou kunnen zeggen dat het maken van een radioprogramma over film hetzelfde is als een dansstuk over architectuur. Maar als je het goed vertelt is radio uiteindelijk beeldender dan beeld.’
Heb je zelf aspiraties om een film te maken?
‘Totaal niet. Voor veel mensen is regisseren het hoogst haalbare, maar voor mij is het teveel gedoe. Rekening moeten houden met de mening van tienduizend mensen. Muziek is veel directer. Voor mijn videoclips heb ik inspraak in het verhaal dat ik wil vertellen, maar verder geef ik de regie uit handen. Helaas, want voor de video van ‘My Escape’ liet Lionel Mougin mij 6 dagen rennen in de vrieskou, haha. Een soort calvarietocht. Al is het resultaat erg mooi geworden.’
Je speelt een muzikale mini-rol in Belgica, de bejubelde Vlaamse film, gebaseerd op de geschiedenis van het Gentse café Charlatan. Welke herinneringen heb jij aan de Charlatan uit de tijd dat je in Gent woonde?
‘Die film heb ik volledig meebeleefd.’ Hij lacht. ‘Wat daar gebeurt ken ik té goed. Ik heb in de Charlatan gespeeld toen het nog een klein bruin café was en het zien uitgroeien tot een pompende tempel van verderf. Het was niet mijn stamkroeg, maar als je iets deed in pop of rock-’n-roll in die tijd, kwam je daar sowieso terecht. De periode dat ik in Gent woonde, van mijn 16e tot mijn 30ste, was een hele bijzondere en heeft mij echt gemaakt tot wie ik nu ben. Met name doordat ik in dat stadium van mijn leven de tijd en ruimte had om mezelf te ontwikkelen. Dat ik ronduit arm was deerde niet.’
Je doet ongelooflijk veel. Is het wel haalbaar om al die disciplines te combineren? Gaat het een niet ten koste van de kwaliteit van het ander?
‘Ik kan mij perfect voorstellen dat je monomaan met iets bezig bent en daar het allerbeste uit wilt halen. Bij mezelf merk ik dat de veelheid aan dingen die ik doe, elkaar ook echt bevruchten. Ik heb niet het gevoel dat ik dingen half doe. Dan zou ik ze ook niet doen. Er staat bijna iedere dag iets anders op mijn planning en dat zorgt ervoor dat ik op de toppen van mijn tenen sta en ’s ochtends als ik wakker word denk: ‘fuck, dit moet ik goed doen’. Die spanning zorgt voor focus.’
Wat is de rode draad in alles wat je doet, behalve dat jij het doet?
‘Dingen ordenen, vormgeven en vertellen, denk ik. Ik weet precies wat ik wil vertellen en ik houd ook erg van de vorm waarin dingen verteld worden. Waar ik die vorm vroeger echt op voorhand wilde vastleggen, durf ik daar nu meer van af te wijken. Bij de totstandkoming van ‘Pyjama Days’ vond ik het super opwindend om te kijken welke richting de song zelf eigenlijk uit wilde. En omdat Jason (Falkner, red.) en ik beiden heel snel werken, zag je het eigenlijk voor je ogen ontstaan. Dat hoor je ook terug op de plaat.’
In ‘My Escape’, de eerste single van je nieuwe album, zing je: “Im going away, this time it’s for real”. Je bent een reiziger, door verschillende steden en werelden, maar ook door verschillende disciplines. Is er een eindbestemming?
‘Ik denk- en hoop van niet. Ik zou het heel erg vinden als iemand nu zou zeggen: ‘dit is het.’ Al merk ik wel dat het continue onderweg zijn en in zekere zin ‘wegrennen’, niet meer zo nodig hoeft. Dat heb ik heel lang gedaan; onderweg zijn was mijn grootste inspiratiebron. Uit rusteloosheid en nieuwsgierigheid kwamen mijn mooiste ideeën voort. Maar ik merk nu dat het me ook wel heel moe maakte, die nood om in beweging te blijven.
Je woonde in bruisende steden als Gent, Parijs, Londen (met Das Pop) en nu in Antwerpen. Zou jij een eilandbewoner kunnen zijn?
Hij denkt even hard na. ‘Wel als ik een boot had. Ooit verbleven we met Das Pop op een eiland in de buurt van Valencia. Daar werden we naartoe gebracht op zo’n gele opblaasbanaan, weet je wel? Toen vertrok die banaan weer en bevonden we ons op een droog eiland omringd door rottend zeewier en duizenden zwerfkatten. Er was geen mens te bekennen. Dat was een van de donkerste momenten uit mijn leven, want die banaan kwam pas de volgende dag weer.’
In 2013 speelde je op het bospodium van Into The Great Wide Open. Wat deed Vlieland met je?
‘Daar spelen was een van mijn mooiste ervaringen. Op zo’n eiland loopt de tijd anders en gelden andere regels. Je wordt er weer terug op jezelf geworpen en dat is heel mooi om te zien - zowel als artiest, maar ook als publiek. Je raakt even los van de wereld en je dagelijkse beslommeringen op het vasteland. Het festival is als een meeuw die even neerdaalt op het eiland en dan ook weer wegvliegt. Prachtig. Dit jaar op Here Comes the Summer speel ik met een band; dat wordt weer een heel nieuwe ervaring.’
Tot slot: wanneer heb jij je voor het laatst verveeld?
Denkt na. ‘Pfoe, dat is een goede vraag. Ik zou het echt niet weten. Verveling is het wegnemen van prikkels en daar dwing ik mezelf soms wel toe. Bijvoorbeeld door te gaan wandelen en door het ritme en het moment in een soort leegheid terecht te komen. Een vriend van mij woont diep in de bossen van Zweden. Als ik daar uit de auto stap valt alles even stil. Dat is bijna het absolute niets. Extreem verfrissend, wat die plaats met je doet. Ik denk alleen dat ik het daar niet zo lang zou kunnen volhouden als hij.’